16 november 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAY9475, 43084
Wie in Nederland inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen betaalt, heeft recht op de heffingskorting. De heffingskorting is afhankelijk van de persoonlijke en de gezinssituatie en kan nooit meer bedragen dan de verschuldigde belasting en premieheffing. Daardoor kan het voorkomen dat de heffingskorting niet volledig benut wordt. Wie echter een fiscale partner heeft die na aftrek van de heffingskorting belasting en premies volksverzekeringen moet betalen, heeft recht op een verhoging van zijn heffingskorting tot het wettelijke maximum. Deze verhoogde heffingskorting wordt dan verrekend met de belasting en premie die de partner moet betalen. Hof Arnhem is van oordeel dat het in strijd is met het vrije verkeer van werknemers om een in Nederland werkende partner geen recht te geven op de verhoging van de gecombineerde heffingskorting als de andere partner in het buitenland werkt. Het ging om twee fiscale partners die in Nederland woonden. Een van hen werkte in Nederland, de andere in Duitsland. De in Nederland werkende partner had in het jaar 2001 een negatief inkomen. De looninkomsten werden overtroffen door de negatieve inkomsten uit de gezamenlijke eigen woning. Deze partner maakte aanspraak op toepassing van de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de combinatiekorting. De inspecteur stond toepassing van de heffingskortingen niet toe omdat er geen inkomensheffing verschuldigd was. De in Duitsland werkende partner betaalde in Nederland geen inkomstenbelasting. Op zijn inkomen werd in Duitsland Lohnsteuer ingehouden, zonder rekening te houden met de persoonlijke of de gezinssituatie. Hof Arnhem meende dat de in Nederland werkende partner recht had op verhoging van de heffingskorting tot het wettelijk maximum. De Hoge Raad heeft deze uitspraak van het Hof vernietigd. De heffingskortingen bestaan uit een premiedeel en een belastingdeel. De wetgeving voor de volksverzekeringen is niet geharmoniseerd op communautair niveau. Dat betekent dat de lidstaten de kring van verzekerden, de hoogte van de premies en van eventuele kortingen daarop zelf vast kunnen stellen. Het EG-recht bevat dus niet de verplichting om het premiedeel van de heffingskorting toe te kennen. Het belastingdeel van de heffingskorting is bedoeld om over een gedeelte van het inkomen geen belasting te hoeven betalen, afhankelijk van de persoonlijke en de gezinssituatie. Wie geen positief belastbaar inkomen heeft en dus geen inkomstenbelasting verschuldigd is, heeft geen recht op een korting op de verschuldigde inkomstenbelasting. De verhoging van heffingskorting is niet van toepassing als de fiscale partner in Nederland ook geen inkomstenbelasting verschuldigd is. Volgens de Hoge Raad verplicht het EG-recht niet om bij de belastingheffing rekening te houden met de persoonlijke en de gezinssituatie van een ingezetene die geen belasting verschuldigd is.