14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AH8968 Zaaknr: 37881
Als een aandeelhouder een voordeel aan zijn BV laat toekomen dat anders bij hem belast zou zijn geweest, wordt dat voordeel in de winst van de BV betrokken en is geen sprake van een informele kapitaalstorting. Dat is de uitkomst van een procedure bij de Hoge Raad. Een aandeelhouder verhuurde een bedrijfspand aan zijn BV. De huurtermijnen voor een periode van bijna vijf jaar droeg hij zonder tegenprestatie over aan een dochtermaatschappij van die BV. Door de cessie van de toekomstige huurtermijnen werden deze niet bij hem in de belastingheffing betrokken. Ook de cessie zelf leidde niet tot belastbare inkomsten. De dochter-BV activeerde de vordering in verband met de te ontvangen huurtermijnen op haar balans en merkte het bedrag aan als informele kapitaalstorting. Die vordering waardeerde zij af ten laste van haar winst terwijl zij de ontvangen termijnen als winst aanmerkte. Volgens de Hoge Raad brengt een redelijke wetstoepassing op grond van de samenhang tussen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting mee, dat de huurtermijnen belast zijn bij de dochter-BV. De afwaardering van de vordering ten laste van de winst werd niet toegestaan.