Aan Franse dochter verstrekte lening (prêt participatif) is geen deelnemerschapslening

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AO8082 Zaaknr: 02/02270

Een Nederlandse BV fungeerde als een zogenaamde tussenhoudstermaatschappij in een internationaal concern. De BV was houdster van vrijwel het gehele aandelenkapitaal van een Franse SA. Naar Frans recht heeft een SA een levensduur van 99 jaar vanaf het moment van oprichting. Daarna vindt ontbinding en vereffening plaats, maar verlenging van de levensduur is mogelijk en gebruikelijk als de vennootschap nog actief is. De SA is een deelneming van de BV.De BV heeft in 1992 een prêt participatif verstrekt aan de SA voor een bedrag van € 64,6 miljoen. De looptijd was gelijk aan de resterende levensduur van de SA, behoudens verlenging. Naar Frans recht is een dergelijke lening eigen vermogen van de verkrijger. De SA betaalde een vaste rente van 1% per jaar plus een variabel deel, dat winstafhankelijk was. De SA kon de betaalde rente in Frankrijk ten laste van de winst brengen.De BV heeft de jaarlijkse vergoedingen in haar aangifte vennootschapsbelasting als opbrengst van winstbewijzen verantwoord en daarop de deelnemingsvrijstelling toegepast. In geschil is of de prêt participatif een zogenaamde deelnemerschapslening is en de ontvangen vergoedingen dus onder de deelnemingsvrijstelling vallen.Voor de beantwoording van de vraag of er een lening of een kapitaalstorting is verstrekt moet naar de civielrechtelijke vorm worden gekeken. Een deelnemerschapslening kwalificeert als kapitaalverstrekking. Van een deelnemerschapslening is sprake als aan de volgende voorwaarden is voldaan:- de vergoeding voor de geldverstrekking is afhankelijk van de winst;- de schuld is achtergesteld bij alle concurrente schuldeisers;- de schuld heeft geen vaste looptijd en is slechts opeisbaar bij faillissement, surséance van betaling of liquidatie.Civielrechtelijk is de prêt participatif een lening. Omdat de vergoeding niet volledig afhankelijk is van de winst van de SA en de lening ook in andere gevallen dan faillissement, surséance van betaling of liquidatie opeisbaar vanwege de vaste looptijd voldoet de lening volgens Hof Den Bosch niet aan de eisen die aan een deelnemerschapslening worden gesteld. Dat betekent, dat de ontvangen vergoedingen belast zijn.Een dergelijke lening kwalificeert nu als zogenaamde hybride lening. Dat heeft tot gevolg, dat de deelnemingsvrijstelling op de opbrengsten van toepassing kan zijn.