14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AF1491 Zaaknr: BK 104/01
Een landbouwer dreef zijn onderneming aanvankelijk in een maatschap met zijn vader. Bij het uittreden van vader was afgesproken, dat bij een eventuele verkoop van het bedrijf vader mee zou delen in de opbrengst van de grond en het melk- en mestquotum. Enkele jaren later verkocht de landbouwer het bedrijf. In geschil was de stakingswinst, die hij bij verkoop had gerealiseerd. Op de opbrengst had hij de verkoopkosten van grond en quota in mindering gebracht, evenals het aandeel in de opbrengst, dat aan zijn vader toekwam. Voor de opbrengst van de grond na aftrek van het aandeel van zijn vader claimde de landbouwer toepassing van de landbouwvrijstelling. De inspecteur accepteert niet, dat het aandeel van vader in de opbrengst van de quota ten laste van de winst wordt gebracht. In de procedure voor Hof Leeuwarden wil de landbouwer niet alleen het aandeel van vader in de opbrengst van de quota, maar ook diens aandeel in de opbrengst van de grond in mindering brengen, evenals de verkoopkosten. Hof Leeuwarden accepteert wel de vermindering van de winst met vaders aandeel in de opbrengst van de quota, maar niet de vermindering van de winst met vaders aandeel in de opbrengst van de grond of de verkoopkosten van de grond. De landbouwvrijstelling is van toepassing op de opbrengst van de grond minus de kosten. Daardoor valt het aandeel van vader in de vrijstelling en kan het niet nog eens ten laste van de te belasten stakingswinst worden gebracht.