Aandelen vormden geen voorraad: dividendbelasting niet nodig

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AW5678, 01/03150

Een holding kocht alle aandelen van een BV met een vervangingsreserve. De holding had belangen in meerdere vennootschappen met vervangingsreserves. Binnen deze groep van vennootschappen werd geregeld geschoven met panden om vrijval van vervangingsreserves te voorkomen. Via een gecompliceerde transactie met tussengeschoven aandeelhouders werd in feite een parkeergarage met een waarde van ca. ƒ 4,5 miljoen ingebracht tegen uitreiking van nieuwe aandelen aan de holding met een nominale waarde van ƒ 7,9 miljoen. Het verschil tussen deze twee bedragen was de resterende stortingsverplichting, waaraan de holding niet had voldaan. Volgens de Wet op de Dividendbelasting vormt de nominale waarde van uitgereikte aandelen dividend, voor zover er geen storting heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. De inspecteur legde daarom een naheffingsaanslag dividendbelasting op aan de dochter-BV. Hof Amsterdam stelde vast dat de dochter-BV ten tijde van de transacties beschikte over voor uitdeling vatbare reserves voor een bedrag dat ten minste gelijk was aan de resterende stortingsverplichting. Inhouding van dividendbelasting is niet nodig in deelnemingsverhoudingen. Volgens de inspecteur was in deze situatie ondanks de omvang van het aandelenbelang geen sprake van een deelnemingsverhouding omdat de aandelen als voorraad werden aangehouden. Het Hof volgde de inspecteur niet in die opvatting. Om als voorraad te worden aangemerkt moeten de aandelen bestemd zijn voor de verkoop en betrekking hebben op vennootschappen welke geen onderneming drijven en geen andere activa hebben dan liquide middelen. In de betreffende periode bezat de dochter-BV onroerende zaken die zij exploiteerde. De inspecteur vond dat voortdurende het schuiven met panden binnen de groep van vennootschappen om vrijval van vervangingsreserves te voorkomen inhield dat er geen onderneming werd gedreven en dat de aandelen in de dochter daarom als voorraad golden. Het Hof was het daarmee niet eens en vernietigde de opgelegde naheffingsaanslag dividendbelasting.