Aandelen waren geen deel vermogen vaste inrichting in Nederland: dividend belast o.g.v. verdrag

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AO5119 Zaaknr: 03/00029

Door een in Nederland gevestigde BV, die onderdeel is van een internationaal concern waarvan de houdstermaatschappij in Engeland is gevestigd, is in 1989 een dividend van ƒ 66.000.000 uitgekeerd. De Nederlandse BV is van mening, dat er geen dividendbelasting hoeft te worden ingehouden, omdat haar moedermaatschappij een vaste inrichting heeft in Nederland en de aandelen in de BV onderdeel zijn van het vermogen van die vaste inrichting. De belastingdienst is van mening, dat de aandelen niet tot het vermogen van de vaste inrichting van de moedermaatschappij behoren. Omdat de moedermaatschappij in Engeland is gevestigd, heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag dividendbelasting van ƒ 3.300.000, dat is 5% van het dividend, opgelegd. Het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk bepaalt, dat bij een dividenduitkering door een inwoner van het ene land aan een aandeelhouder in het andere land maximaal 5% dividendbelasting mag worden ingehouden, als de aandeelhouder een rechtspersoon is die tenminste 25% van de aandelen heeft. Of de aandelen tot het vermogen van de vaste inrichting behoren moet worden beoordeeld aan de hand van het criterium of de aandelen dienstbaar zijn aan de bedrijfsuitoefening van die vaste inrichting. Gelet op de activiteiten van de vaste inrichting, die bestaan uit een aantal duidelijk omschreven taken van de branchemanager van de inrichting is het Hof van oordeel, dat de aandelen geen onderdeel van het vermogen vormen. Dat betekent, dat terecht dividendbelasting is nageheven.