14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAU8561,41613
Onder de Wet IB 1964 waren de kosten van verhuurde onroerende zaken aftrekbaar. Voor een eigen woning gold (en geldt onder de Wet IB 2001) een aparte regeling, waardoor kosten en afschrijvingen niet aftrekbaar zijn. De vraag in een procedure was onder welk regime een verhuurde woning viel die was bestemd voor eigen gebruik. De procedure had betrekking op de door iemands schoonouders bewoonde huurwoning. De schoonzoon kocht deze woning in 1994. Medio 1996 lieten de schoonouders zich als woningzoekende registreren. Op 1 augustus 1997 verhuisden de schoonouders, waarna de schoonzoon en zijn gezin op 1 december 1997 de woning betrokken. In zijn aangifte inkomstenbelasting 1997 bracht de schoonzoon kosten van onderhoud en afschrijving in aftrek. Hof Den Haag stelde vast dat het al bij aankoop van de woning de bedoeling was dat de schoonzoon en zijn gezin de woning op termijn zelf zouden bewonen. Daarop baseerde het Hof zijn oordeel dat vanaf medio 1996 tot 1 augustus 1997 sprake was van een eigen woning die tijdelijk ter beschikking van derden was gesteld. De Hoge Raad heeft deze uitspraak bevestigd.