Aangifte Vpb moest worden aangemerkt als verzoek om vorming fiscale eenheid

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AT4450, 02/03037

Een BV richtte in 2000 een dochter-BV op. Een verzoek om een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting te vormen tussen moeder en dochter-BV werd niet ingediend. De aangifte vennootschapsbelasting 2000 van de moedermaatschappij werd gedaan alsof er een fiscale eenheid bestond tussen moeder en dochter. Hof Arnhem was van oordeel dat de ingediende aangifte moest worden aangemerkt als een verzoek om een fiscale eenheid. In de aangifte werd uitgegaan van een fiscale eenheid. De inspecteur herkende en onderkende dat. Daarom mocht van hem verwacht worden dat hij de aangifte als een verzoek om vorming van een fiscale eenheid had behandeld. Voor een verzoek om een fiscale eenheid werd een bepaald soort formulier gebruikt. Dit formulier werd echter niet als zodanig in de wet Vpb genoemd. Wanneer bij een ingediend verzoek om fiscale eenheid dit formulier ontbrak kon de inspecteur de aanvragers verzoeken om dat alsnog in te vullen. Het streven van de belastingdienst naar doelmatigheid kan volgens het Hof niet zo ver gaan dat bij afwezigheid van het voorgeschreven formulier het verzoek om fiscale eenheid zonder meer terzijde wordt gelegd. Het Hof wees de zaak terug naar de inspecteur om op het verzoek te beslissen.