19 april 2006 | Overig | jurisprudentie | LJN: AY8721, AWB 05/2834
Ondernemers kunnen de hen in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek brengen wanneer de goederen of diensten waarop deze omzetbelasting drukt voor belaste prestaties worden gebruikt. De aftrek van voorbelasting op investeringsgoederen kan in de jaren na het jaar van investeren worden herzien indien het gebruik van deze goederen daartoe aanleiding geeft. Voor onroerende zaken geldt een herzieningstermijn van 9 boekjaren, volgende op het jaar van investeren. De herziening geschiedt per boekjaar telkens voor 1/10 gedeelte van de voorbelasting. In een procedure voor de rechtbank Arnhem was in geschil of een boekjaar voor de omzetbelasting meer dan 12 maanden kan bevatten. De procedure had betrekking op een door een BV gebouwd nieuw kantoorpand dat met ingang van 1 november 2001 vrijgesteld van BTW werd verhuurd. De door de verhuurder wegens een interne levering verschuldigde integratieheffing was op aangifte voldaan. De verhuurder besloot het boekjaar aan te passen. In verband daarmee werd het lopende boekjaar verlengd van 1 januari 2001 tot en met 31 oktober 2002. Op 24 april 2002 vond een belaste levering van het kantoorpand plaats. In verband met deze levering maakte de verhuurder gebruik van de herzieningsmogelijkheid van de eerder afgedragen omzetbelasting. De verlenging van het boekjaar leidde tot een verruiming van de herzieningsmogelijkheden. In het eerste boekjaar resteerden 6 maanden en 6 dagen voor herziening. Daarna waren er nog 9 volledige herzieningsjaren. Noch de Wet OB, noch de Zesde Richtlijn geeft een regeling over de lengte van een boekjaar. Verlenging van het boekjaar is daarom naar het oordeel van de rechtbank mogelijk. Voor wijziging van het boekjaar is inschrijving bij de Kamer van Koophandel of een notariƫle akte niet vereist. Het verlengen van het boekjaar is volgens de rechtbank niet in strijd met doel en strekking van de wet. Van misbruik van recht was daarom geen sprake.