14 mei 2007 | Ministerie van Financiƫn | publicatie | WDB 2002/666M
De bepalingen bij de invorderingswet, die de kwijtschelding van belastingschulden regelen, worden met ingang van 1 januari 2003 aangepast. De aanpassingen betreffen het invoeren van de mogelijkheid tot kwijtschelding van belastingschulden van personen, op wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is. Het gaat daarbij om niet-verifieerbare vorderingen (de belastingschuld dateert van na de datum van inwerkingtreding van de schuldsaneringsregeling, zodat die regeling niet kan worden toegepast op de belastingschuld), die geen boedelschuld zijn (van een boedelschuld is sprake als de belastingschuld is ontstaan door toedoen van de bewindvoerder).De kwijtscheldingsregeling voor particulieren gaat ook gelden voor kunstenaars met een WIK (Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars)-uitkering. Dergelijke kunstenaars worden fiscaal meestal als zelfstandige aangemerkt. Voor de bepaling van het te toetsen inkomen wordt aangesloten bij de WIK.Voor belastingplichtigen, die kostgangers houden, komt een forfaitaire regeling voor de bepaling van de daaraan verbonden kosten, die aansluit bij de regeling in de loonbelasting, waarin normbedragen voor het verstrekken van maaltijden etc. zijn vastgesteld.Voor ondernemers wordt aan kwijtschelding de voorwaarde gesteld, dat de omzetbelasting die zij aanvankelijk als voorbelasting geheel in mindering hebben gebracht, maar die zij vervolgens wegens (gedeeltelijk) niet betalen moeten afdragen, op aangifte moet zijn betaald voor er een akkoord tot stand kan komen. In de praktijk blijkt die voorwaarde een akkoord vaak in de weg te staan, hetgeen tot gevolg heeft, dat een faillissement wordt aangevraagd, ongeacht of de onderneming levensvatbaar is. Daarom vervalt die voorwaarde.