Aansluiting op riolering voldoende voor heffing rioolrechten

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AW1212, BK 349/04

Bij de heffing van gemeentelijke rioolrechten kan onderscheid worden gemaakt in gebruiksrechten en in genotsrechten. In geval van een genotsrecht ontstaat de belastingplicht door de (directe of indirecte) aansluiting van een zaak op de gemeentelijke riolering. Een dergelijke aansluiting verhoogt de gebruikswaarde van een zaak, zodat sprake is van genot. Een gemeente hief rioolrechten van iedere roerende of onroerende zaak afzonderlijk. De gemeente had aan de eigenaar van een aantal verhuurde garageboxen per box een aanslag opgelegd. Naar het oordeel van Hof Leeuwarden was de gemeente daarbij niet uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de boxen afzonderlijk aan derden werden verhuurd. Van een gebruik als een geheel was geen sprake. Het aanhouden van de garageboxen als belegging betekent niet dat sprake is van gebruik door één persoon of als een geheel. De afvoer van hemelwater liep voor alle garageboxen via een aansluiting op de gemeentelijke riolering. Dat was voldoende om rioolrecht van elke garagebox afzonderlijk te kunnen heffen. Het achterwege laten van een tariefdifferentiatie als zodanig had niet tot gevolg dat de belastingheffing willekeurig en onredelijk was. De gemeente was niet verplicht om een tariefdifferentiatie in te voeren. Volgens het Hof waren de aanslagen terecht opgelegd en was het beroep ongegrond.