14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AF2628 Zaaknr: 02/02157
Sinds 1987 wordt bij de overdracht van een huisartsenpraktijk geen goodwill meer bedongen. Dat maakt het voor nieuwe artsen financieel eenvoudiger om een praktijk over te nemen. Om zittende huisartsen niet te benadelen is een goodwillfonds opgericht, waar de aanspraken op goodwill zijn ondergebracht. Voor de belastingheffing over de goodwillaanspraken is een regeling getroffen door de staatssecretaris. Op grond daarvan zijn de aanspraken belast in 2003 of bij eerdere beƫindiging van de praktijk. Bij de invoering van de wet inkomstenbelasting 2001 is het bijzondere tarief op stakingswinst afgeschaft. Gevolg daarvan is, dat bij belastingheffing in 2003 het normale tabeltarief van maximaal 52% moet worden toegepast in plaats van het bijzondere tarief van 45%. De Landelijke Huisartsenvereniging heeft daarom het reglement van het goodwillfonds aangepast. De aanspraak op goodwill is door die aanpassing al in 2000 opeisbaar. De staatssecretaris heeft in 2001 besloten, dat de aanspraak tot het inkomen van 2000 wordt gerekend en in de belastingheffing wordt betrokken. Hof Amsterdam heeft in een procedure over de aanslag inkomstenbelasting 2000 van een huisarts vastgesteld, dat een huisarts niet kan worden verplicht tot belastingheffing over de goodwill in 2000, omdat er niets is genoten. Op grond van het besluit van de staatssecretaris van 1987 hoefde de goodwillvordering niet op de balans van de onderneming gezet te worden en vindt belastingheffing plaats in 2003 of bij eerdere uitkering. Dat besluit is pas in 2001 ingetrokken. Volgens het Hof is aan de intrekking geen terugwerkende kracht verbonden. Het feit, dat het besluit van 2001 een tegemoetkoming betreft verplicht de huisarts niet er gebruik van te maken.