1 oktober 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR3104; 39902
De Ontvanger heeft iemand aansprakelijk gesteld voor de aan een BV opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting 1991 en 1992 met verhogingen en de in rekening gebrachte heffingsrente. Hij maakte bezwaar tegen die aanslagen en beschikkingen. De ontvanger heeft laten weten dat de bezwaarschriften niet in behandeling werden genomen. Hij ging tegen deze mededeling bij het Hof in beroep. Het Hof heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens stelde hij tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie in. De Hoge Raad stelde voorop dat de belanghebbende op grond van de wet niet de bevoegdheid had om bezwaar en beroep in te stellen tegen die aanslagen. Het oordeel van het Hof dat de belanghebbende niet bij de belastingrechter, maar bij de burgerlijke rechter moest zijn met zijn bezwaren, is juist.