21 april 2008 | Overig | jurisprudentie | LJNBD2530, AWB 07/3044
De huwelijksgoederengemeenschap omvat alle schulden van beide echtgenoten, met uitzondering van zogenaamde verknochte schulden. Verknochte schulden zijn schulden van de echtgenoot die de schuld is aangegaan. Belastingschulden zijn gemeenschapsschulden. Volgens het Burgerlijk Wetboek blijft ieder der echtgenoten ook na ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden, waarvoor hij voordien aansprakelijk was. Daarnaast ontstaat er na ontbinding van de gemeenschap een extra aansprakelijkheid voor door de andere echtgenoot aangegane gemeenschapsschulden, waarvoor die andere echtgenoot alleen aansprakelijk was. Aan deze extra aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden kan worden ontkomen door afstand te doen van de gemeenschap. De belastingdienst stelde een vrouw nadat zij afstand had gedaan van de huwelijksgoederengemeenschap aansprakelijk voor belastingschulden van haar man. Volgens de belastingdienst zijn belastingschulden aan te merken als kosten van de huishouding en was de vrouw daarom al voor ontbinding van de gemeenschap aansprakelijk voor deze schulden. Het doen van afstand van de gemeenschap zou daarom geen gevolgen hebben voor de aansprakelijkheid voor de belastingschulden. Volgens de rechtbank maakt de besteding van geld aan de huishouding van de belastingschulden geen huishoudelijke schulden. De belastingschulden waren het gevolg van het drijven van een onderneming door de echtgenoot. Dat de onderneming werd uitgeoefend in de vorm van een eenmanszaak waardoor er geen afgescheiden ondernemingsvermogen was en de inkomsten in de gemeenschap vloeiden maakte dat niet anders. De echtgenote was niet aansprakelijk voor de belastingschulden van haar man. De belastingdienst had ten onrechte een teruggaaf van de echtgenote met deze schulden verrekend.