Aanvang fiscale eenheid OB kan op verzoek voor datum beschikking liggen

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT4477, 38659

De Wet op de Omzetbelasting kent de mogelijkheid om natuurlijke personen en lichamen die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht een eenheid vormen als één ondernemer aan te merken. Dat gebeurt bij beschikking van de inspecteur met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand van afgifte. Het bestaan van een dergelijke fiscale eenheid is niet afhankelijk van de wil van de belastingplichtigen of van de wil van de inspecteur. Naar het oordeel van de Hoge Raad is het tijdstip waarop belastingplichtigen een verzoek indienen om als één ondernemer te worden aangemerkt niet van belang voor het ingangstijdstip van de fiscale eenheid. De door de inspecteur af te geven beschikking beschermt belastingplichtigen tegen de mogelijkheid dat zij, bij een verschil van mening tussen de inspecteur en hen over het bestaan van een fiscale eenheid en/of het tijdstip waarop deze is ingegaan, tegen hun wil als fiscale eenheid worden behandeld vóór het moment waarop de inspecteur zijn standpunt bekend heeft gemaakt. Met dit oordeel vernietigde de Hoge Raad een uitspraak van Hof Den Bosch in een zaak waarin de twee aandeelhouders van een BV met ingang van 1 september 1999 de onroerende zaken, waarvan zij eigenaar waren, verpachtten aan de BV. Zij dienden een verzoek in bij de inspecteur om met ingang van die datum als een fiscale eenheid voor de omzetbelasting te worden aangemerkt. De inspecteur willigde dit verzoek in bij beschikking van 22 februari 2000 met als ingangsdatum 1 maart 2000. Hof Den Bosch wees het beroep dat de inspecteur de ingangsdatum van de fiscale eenheid op 1 september 1999 had moeten stellen af. De Hoge Raad heeft het ingangstijdstip van de fiscale eenheid gesteld op 1 september 1999.