14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2007/483M, Stcrt. nr. 60
De staatssecretaris van Financiën heeft de bevoegdheid om regelingen als pensioenregeling in de zin van de wet op de loonbelasting aan te wijzen. Van deze bevoegdheid heeft de staatssecretaris gebruik gemaakt door regelingen waarin een recht op een eenmalige overlijdensuitkering is opgenomen en pensioenvervangende regelingen voor gemoedsbezwaarden aan te wijzen. In beide gevallen gelden voorwaarden. Een recht op een eenmalige uitkering aan nabestaanden van een pensioengerechtigde kan tot gevolg hebben dat de pensioenregeling niet geheel voldoet aan de in de wet op de loonbelasting gestelde eisen. Buiten de pensioensfeer kent de wet op de loonbelasting een vrijstelling voor dergelijke rechten. In verband met deze vrijstelling vindt de staatssecretaris het ongewenst dat een pensioenregeling daardoor zijn karakter zou verliezen. De uitkeringen die uit het recht voortvloeien, behoren evenmin tot het loon en zijn vrijgesteld van de inhouding van loonheffing, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Het recht op een eenmalige overlijdensuitkering moet wel voldoen aan de voorwaarden die gelden voor afzonderlijke vrijstelling van loonbelasting. Het totaal aan eenmalige uitkeringen van de pensioenuitvoerder en de werkgever mag niet hoger zijn dan drie maandlonen. Deze aanwijzing geldt ook voor VUT-regelingen. De aanwijzing voor pensioenvervangende regelingen geldt voor regelingen van gemoedsbezwaarde werkgevers die geen pensioenovereenkomst willen sluiten en voor regelingen van niet-gemoedsbezwaarde werkgevers voor gemoedsbezwaarde werknemers.