14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AE9618 Zaaknr: 98/03178
In een uitgebreid en ingewikkeld feitencomplex ging het om de volgende vraag: is er sprake van een te belasten voordeel (uit arbeid) als iemand certificaten van aandelen verkoopt die hij om niet heeft ontvangen en heeft de inspecteur het recht om na te vorderen, als die transacties niet in de aangifte zijn verwerkt. Het Hof stelde vast, dat de betrokken persoon actief had gehandeld in certificaten en dat zijn inspanningen normaal vermogensbeheer te boven gingen. Omdat hij geen aanmerkelijk belang had in de vennootschap waarvan de certificaten waren verhandeld, waren de opbrengsten belast als inkomsten uit arbeid, die niet in dienstbetrekking is verricht. Vanwege de ingewikkelde materie kon, ondanks de omvang van de niet aangegeven opbrengsten, niet gezegd worden dat geen aangifte was gedaan. Dat betekende, dat de bewijslast niet werd omgekeerd. Voor een gedeelte van de opbrengsten had de inspecteur niet bewezen, dat dit aan de betrokkene toekwam. Daarom werd de navorderingsaanslag verminderd. Doordat uitstel was verleend voor het indienen van de aangifte was de navorderingstermijn nog niet verstreken op datum, waarop de aanslag was gedagtekend. De informatie, waarop de navordering was gebaseerd, was niet voorhanden ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag. Gezien de omvang van de niet aangegeven inkomsten was er sprake van ernstige en omvangrijke fraude. Daarom had de inspecteur de verhoging van 100% van de nagevorderde belasting niet verminderd. Wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft het Hof de verhoging verminderd tot 40% van de nagevorderde belasting.