Afkoopsom stamrecht valt niet onder pensioenregime Belastingregeling Koninkrijk

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU8537, 41338

Bij de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst per 1 januari 1990 werden aan een werknemer twee stamrechten toegekend. Het ene stamrecht bestond uit een direct ingaande lijfrente voor de duur van vijf jaar. Het andere stamrecht was een uitgestelde levenslange lijfrente die op 1 april 1998 zou ingaan. Dit stamrecht was ondergebracht in een stamrecht-BV. Na emigratie van de ex-werknemer naar de Nederlandse Antillen nam een op de Antillen gevestigde verzekeringsmaatschappij deze verplichting over van de stamrecht-BV. De stamrecht-BV betaalde hiervoor een koopsom van ƒ 1.680.000. Vervolgens ontving de voormalige werknemer dit bedrag als afkoopsom van de verzekeringsmaatschappij. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat deze afkoopsom in Nederland belast was. Volgens Hof Leeuwarden was de afkoopsom voor de levenslange lijfrente geen pensioen in de zin van de Belastingregeling voor het Koninkrijk. In de beëindigingsovereenkomst was naast de toekenning van de stamrechten een regeling opgenomen voor de overheveling van de reservewaarde van de collectieve pensioenregeling van de werkgever naar een individuele pensioenverzekering. Er was evenmin sprake van een recht dat nagenoeg uitsluitend diende tot verzorging van de oude dag, omdat de lijfrente pas acht jaar na het ontslag inging en vervolgens ook na de pensioeningangsdatum tot hetzelfde bedrag door zou lopen. Dat betekende dat de afkoopsom terecht in Nederland in de belastingheffing was betrokken. De Hoge Raad onderschreef het oordeel van het Hof dat de afkoopsom niet het aan een pensioenuitkering eigen periodieke karakter had. De uitspraak van het Hof bleef in stand.