Afnemer bewijst aard afgenomen diensten van buitenlandse concernmaatschappij niet: verleggingsregeli

7 maart 2003 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AF7602 Zaaknr: BK-02/00994

In een procedure over een naheffingsaanslag omzetbelasting is na het verwijzingsarrest van de Hoge Raad in geschil op welke diensten de door een in het buitenland gevestigde ondernemer met een vaste inrichting in Nederland betaalde management- en marketingfee betrekking heeft. De kwalificatie van de diensten heeft gevolgen voor de plaats, waar deze wordt verricht en dus voor de heffing van omzetbelasting. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag gebaseerd op de verleggingsregeling, die geldt voor diensten, die in Nederland worden verricht door ondernemers, die niet in Nederland zijn gevestigd. Het Hof stelt vast, dat van een managementdienst in de zin van sturende en beleidsbepalende activiteiten niet is gebleken. Het subsidiaire standpunt van de ondernemer is, dat een aantal van de diensten onder de hoofdregel van de plaatsbepaling valt en een aantal onder een uitzondering hierop dan wel onder een BTW-vrijstelling. Omdat de ondernemer nog geen begin van bewijs levert ziet het Hof geen aanleiding tot nader onderzoek.