Afschaffing beroepskostenaftrek in 2001 is discriminerend, maar Hof biedt geen rechtsherstel

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AH9404 Zaaknr: 02/7448

In een procedure over een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2001 heeft Hof Amsterdam geoordeeld, dat het schrappen van de aftrek van beroepskosten een ongeoorloofde discriminatie inhoudt. Tot 1 januari 2001 hadden werknemers de mogelijkheid om de kosten, die zij in het belang van de uitoefening van hun dienstbetrekking maakten, in aftrek te brengen op het inkomen. Het merendeel van de werknemers maakte gebruik van de forfaitaire kostenaftrek. Werkgevers hebben de mogelijkheid om de door hun werknemers gemaakte kosten belastingvrij te vergoeden. Bij de invoering van de wet IB 2001 is de aftrekmogelijkheid geschrapt, maar de mogelijkheid voor de werkgever om een kostenvergoeding te verstrekken is gebleven. Naar het oordeel van het hof zijn werknemers die kosten maken, die ze niet vergoed krijgen gelijk aan werknemers die kosten maken en ze wel vergoed krijgen. Voor het verschil in fiscale behandeling is geen objectieve en redelijke rechtvaardiging aldus het Hof: onvoldoende is de tijdsbesparing van de belastingdienst door het vervallen van aftrekposten. Toch biedt het Hof de belastingplichtige geen rechtsherstel, omdat terughoudendheid van het Hof is geboden en er meerdere mogelijkheden zijn om de geconstateerde ongelijke behandeling op te heffen.