14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AU3284, 05/734
Een BV was eigenaar van een bedrijfsgebouw. De aankoopprijs daarvan bedroeg € 575.619, waarvan € 458.070 voor de opstal en € 117.549 voor de grond. De aankoopprijs van de opstal werd in 20 jaar afgeschreven tot nihil; op de grond werd niet afgeschreven. De belastingdienst weigerde over 2001 de afschrijving ten laste van de winst te laten komen omdat de restwaarde van de grond op 31 december 2001 € 282.000 bedroeg en daarmee hoger was dan de resterende boekwaarde. De rechtbank deelde de visie van de belastingdienst dat sprake was van een aanmerkelijke en blijvende waardeverhoging van de restwaarde van de grond. Dat had echter geen gevolgen voor de afschrijving omdat goed koopmansgebruik niet verplicht tot aanpassing daarvan aan een dergelijke waardestijging wanneer aannemelijk is dat de waardestijging van de grond niet zal worden gerealiseerd aan het einde van de gebruiksduur van de opstal, omdat die grond dienstbaar zal blijven aan de bedrijfsuitoefening ter plaatse. Volgens de rechtbank was de BV in ieder geval tot en met 2001 voornemens om de opstal te slopen en ter plaatse nieuwbouw te realiseren. Dit betekende dat in het jaar 2001 niet kon worden verwacht dat de gestegen grondwaarde zou worden gerealiseerd. De BV hoefde daarom bij de berekening van de afschrijving geen rekening te houden met de waardestijging van de grond.