14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR5983, 39695
Iemand werkte 25 jaar voor diverse groepsmaatschappijen van een concern. In 1998 werd zijn dienstbetrekking beƫindigd. Hij woonde toen in Nederland. De laatste jaren werkte hij in de voormalige Sovjet Unie. Hij ontving een ontslagvergoeding. In geschil was of Nederland een aftrek elders belast moest verlenen over deze vergoeding. Daarvoor is nodig, dat de vergoeding betrekking heeft op in het buitenland verrichte arbeid en ten laste is gekomen van een in het buitenland gevestigde werkgever. De beoordeling of de werkzaamheden in het buitenland verricht waren moest gebeuren over de periode van 1 tot en met 17 januari 1998 en de vier voorafgaande kalenderjaren. Gedurende deze gehele periode werkte de betrokkene uitsluitend in Rusland. Hof Den Haag stond aftrek elders belast toe voor de gehele ontslagvergoeding. Volgens de Hoge Raad is niet duidelijk of het Hof daarbij wel is uitgegaan van de juiste rechtsopvatting. Als dit het geval is, is de uitspraak onvoldoende gemotiveerd omdat in het midden blijft of de ontslagvergoeding ten laste van een in Rusland gevestigde werkgever is gekomen. De uitspraak van het Hof is vernietigd; de zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.