14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AV7597, 03/02654
Een in Nederland wonende chauffeur was in dienst van een in Italië gevestigd transportbedrijf. De chauffeur reed internationaal en verbleef jaarlijks een aantal dagen in Italië. In het jaar 2001 reed hij 25 dagen in Italië. De inspecteur verleende de chauffeur een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor aan Italië toe te rekenen inkomsten van 25/264 * ƒ 37.428 = ƒ 3.545. De chauffeur claimde een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor zijn gehele salaris van ƒ 37.428. De chauffeur was van mening dat hij volgens de Italiaanse wet als inwoner van Italië werd beschouwd. Beoordeeld naar Nederlands nationaal recht woonde de chauffeur in Nederland. Vanwege de dubbele woonplaats moest aan de hand van de verdragsbepalingen worden vastgesteld in welk land de chauffeur woonde. Het duurzame tehuis in Nederland gaf de doorslag. De inspecteur had de chauffeur terecht als binnenlands belastingplichtige en als inwoner van Nederland aangemerkt. Vervolgens moest de vraag worden beantwoord wat de omvang van de aan Italië ter heffing toe te wijzen inkomsten uit dienstbetrekking was. Het ging om het gedeelte van het salaris dat betrekking had op de uitoefening van de dienstbetrekking in Italië. Dat gedeelte was gerelateerd aan de dagen waarop de chauffeur fysiek in Italië was om daar zijn dienstbetrekking uit te oefenen. Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad uit 2005 stelde het Hof het aantal in 2001 gewerkte dagen op 237 (365 kalenderdagen - 104 weekenddagen - 24 vakantie- en feestdagen). De inkomsten waarvoor aftrek moest worden verleend bedroegen 25/237 * ƒ 37.428 = ƒ 3.949.