Aftrek voorbelasting op overdracht hotelinventaris gecorrigeerd

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AU1643, 03/00923

Iemand kocht in privé op 31 mei 2001 een hotelpand, dat hij verhuurde aan de hotelketen, waarvan hij directeur was. Op dezelfde dag kocht hij als directeur van deze keten de inventaris van het hotel. De inventaris was de onverdeeld eigendom van de drie verkopers. Iedere verkoper verstrekte voor zijn aandeel een factuur, waarop BTW in rekening werd gebracht. De feitelijke exploitatie van het hotel ging rond de datum van koop en verkoop gewoon door. De hotelketen bracht de omzetbelasting als voorbelasting in aftrek op de aangifte over de maand juni 2001. De inspecteur corrigeerde deze aftrek door het opleggen van een naheffingsaanslag. Volgens de wet mag een ondernemer de omzetbelasting die hem in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers in rekening is gebracht in aftrek brengen. De facturen waren in de maand mei 2001 uitgereikt en dus had de hotelketen het recht op aftrek in de aangifte van de maand mei 2001 geldend moeten maken en niet in de maand juni. Dat betekende volgens Hof Den Bosch dat de inspecteur de omzetbelasting terecht had nageheven. Het Hof ging ten overvloede in op de vraag of in dit geval wel omzetbelasting in rekening gebracht had mogen worden. De wet kent namelijk de bepaling dat bij de overgang van een algemeenheid van goederen zoals de overgang van een onderneming er geen leveringen of diensten plaatsvinden. Er is sprake is van de overgang van een algemeenheid van goederen wanneer zaken als een geheel worden overgedragen met behoud van de door de gezamenlijke bestemming bepaalde samenhang. Het Hof was van oordeel dat de overdracht van de hotelinventaris moest worden aangemerkt als de overgang van een algemeenheid van goederen. Er werd een grote hoeveelheid goederen als een geheel overgedragen. Deze goederen behielden hun onderlinge samenhang omdat zij in dezelfde functie als voorheen in het bedrijf van de overnemer werden gebruikt. Er had dus bij de levering van de inventaris geen omzetbelasting in rekening gebracht mogen worden.Naar het oordeel van het Hof had de inspecteur, nu naheffing bij de verkopers geen effect sorteerde of zou sorteren, de vrijheid om een naheffingsaanslag aan de hotelketen op te leggen. Naheffing kan niet bij de koper plaatsvinden wanneer deze bij de beoordeling van de facturen zorgvuldig is geweest en hij redelijkerwijs kon menen dat de leveranciers de in rekening gebrachte omzetbelasting verschuldigd waren. In dit geval was de koper niet zorgvuldig genoeg geweest om naheffing te voorkomen. De naheffingsaanslag was terecht en voor het juiste bedrag opgelegd.