Aftrekbeperking werkruimte eigen woning naar tijdsgelang toepassen

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AP1546 Zaaknr: 03/01196

Een rijschoolhouder kocht in 1999 een pand. Vanaf 1 september 1999 woonde hij met zijn gezin op de bovenverdieping van dit pand. Hij rekende het gehele pand tot zijn privé-vermogen. De rijschool was tot 1 september gevestigd in een tot het ondernemingsvermogen behorend pand. Daarna was zij op de benedenverdieping van de woning gevestigd. Niet in geschil was dat de benedenverdieping van het pand vanaf 1 september 1999 een werkruimte vormde in de eigen woning. Voor een dergelijke werkruimte gold een beperking van kostenaftrek. Om voor aftrek van kosten in aanmerking te komen moest de rijschoolhouder meer dan 70% van zijn arbeidsinkomen in of vanuit de werkruimte behalen en moest 30% of meer van het gezamenlijke bedrag aan arbeidsinkomsten in de werkruimte zijn verworven. Hof Amsterdam was van oordeel, dat aan die voorwaarden niet het gehele jaar moest zijn voldaan, maar pas vanaf 1 september 1999. Voor die datum was er geen sprake van een werkruimte in de eigen woning, die niet tot het ondernemingsvermogen behoorde. Omdat de rijschoolhouder alleen arbeidsinkomsten uit de rijschool had was aan de eerste voorwaarde voldaan. De rijschoolhouder gebruikte de werkruimte als begin- en eindpunt van de auto- en motorrijlessen. Hij deed de administratie en de planning en coördinatie van de lessen in de werkruimte. Ook gaf hij daar alle theorielessen en verrichtte hij er onderhoud aan de lesauto’s en lesmotoren. Volgens het Hof waren deze activiteiten zo omvangrijk, dat ook aan de tweede voorwaarde was voldaan. Dat betekende, dat de rijschoolhouder recht had op aftrek van de kosten van de werkruimte.