Afwijzing verzoek om aanhouding onvoldoende onderbouwd

4 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBA4301, 41429

In de loop van een procedure stelt de rechter een tijdstip vast waarop de zaak wordt behandeld, de zogenaamde zitting. Bij het vaststellen van de dag van de zitting zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met verhinderdata van beide partijen. Toch kan het voorkomen dat, nadat de zitting is vastgesteld, een van de partijen verhinderd is om ter zitting te verschijnen of om zich op de behandeling voor te bereiden. Deze partij kan een verzoek om uitstel van de zitting doen. Een dergelijk verzoek moet tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen ingediend worden. De rechter moet op grond van de eisen van een goede rechtspleging dat verzoek inwilligen tenzij er zwaarder wegende belangen zijn die uitstel van de behandeling van de zaak verhinderen. De rechter moet de afwijzing van een verzoek om uitstel in zijn uitspraak onderbouwen. Doet de rechter dat niet, dan lijdt de uitspraak aan een motiveringsgebrek en kan de uitspraak op die grond vernietigd worden.