Alleen herziene WOZ-beschikking bij substantiële waardeverandering na vorige waardevaststelling

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU2791, 39658

Iemand kocht in 1996 een woning in aanbouw. De woning werd in de loop van 1998 opgeleverd. De gemeente stelde de WOZ-waarde van de woning voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vast op ƒ 441.000. Daarna stelde de gemeente bij herziene beschikking de waarde van de woning voor het resterende deel van het tijdvak ingaande op 1 januari 1999 vast op ƒ 487.000. Hof Den Haag verminderde de waarde volgens de eerste beschikking tot ƒ 245.000 en handhaafde de tweede beschikking. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Amsterdam. De eerste beschikking had betrekking op het volledige WOZ-tijdvak. De waarde was vastgesteld naar de staat van de woning per 1 januari 1995. Het Hof stelde de waarde vast naar de staat per 1 januari 1997 en converteerde daarmee de oorspronkelijke beschikking tot een herziene beschikking. Een dergelijke conversie is in strijd met het systeem van de Wet WOZ. Hof Amsterdam moet nu de waarde van de woning bepalen naar de toestand per 1 januari 1995 met als waardepeildatum 1 januari 1992. De tweede beschikking was een herziene beschikking. Een herziene beschikking mag alleen worden gegeven als er sinds de vorige waardevaststelling een substantiële waardeverandering heeft plaatsgevonden. Of aan dat vereiste is voldaan kan pas worden beoordeeld als de vorige waardevaststelling onherroepelijk is. Dat was in deze casus nog niet het geval.