4 maart 2003 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AF7068 Zaaknr: BK-01/03760
Bij de overdracht van zijn onderneming aan zijn zoon gaat een ondernemer uit van de aanwezigheid van badwill in plaats van goodwill. Dat vindt zijn oorzaak in de winst, die te laag is om een redelijk arbeidsinkomen aan de ondernemer te betalen, wanneer rekening wordt gehouden met de financieringsverplichtingen en de personeelskosten, die zijn toe te rekenen aan de meewerkende echtgenoot. De inspecteur weigert de aanwezigheid van badwill te accepteren en corrigeert het inkomen. Daarnaast corrigeert de inspecteur de waarde van het verkochte bedrijfspand en voegt hij de onderhoudsvoorziening bij de winst. Naar de mening van de inspecteur had de ondernemer moeten liquideren, omdat dat voordeliger voor hem was. Hof Den Haag is van oordeel, dat er sprake is van onderrentabiliteit en acht de badwill juist berekend. De ondernemer is niet verplicht te liquideren als dat voordeliger zou zijn. Hij mag op grond van andere dan financiƫle argumenten er voor kiezen de zaak te laten voortzetten door deze te verkopen. De waarde van het pand, zoals de inspecteur die heeft berekend is volgens het Hof juist. Ook de vrijval van de onderhoudsvoorziening is juist volgens het Hof.