29 juni 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBA8058, 42406
De Wet op de Loonbelasting kent een zogenaamd anoniementarief. Dat is gelijk aan het hoogste tarief van de loonbelasting (52%). Het anoniementarief is van toepassing op het hele loon van werknemers van wie de identiteit niet is vastgesteld door de werkgever, van wie een kopie van het identiteitsbewijs ontbreekt of van wie de NAW-gegevens niet bekend zijn. De inspecteur legde na een boekenonderzoek aan een werkgever een naheffingsaanslag loonbelasting met een boete op. De inspecteur paste daarbij het anoniementarief toe omdat de loonbelastingverklaringen van een aantal werknemers ontbraken. Volgens Hof Den Haag is het anoniementarief niet van toepassing wanneer de loonbelastingverklaring ontbreekt maar de werkgever wel beschikt over naam, adres en woonplaats van de werknemer. Deze opvatting van het Hof is niet juist. De werknemer was verplicht om zijn naam, adres en woonplaats op te geven aan zijn werkgever in een loonbelastingverklaring. Het niet voldoen aan deze verplichting heeft toepassing van het anoniementarief tot gevolg, ook al zijn naam, adres en woonplaats van de werknemer bekend. Het Hof ging niet in op de stelling van de werkgever dat de belastingdienst als beleid had om toepassing van het anoniementarief in vergelijkbare gevallen achterwege te laten. De inspecteur ontkende het bestaan van een dergelijk beleid. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd omdat het Hof ten onrechte de stelling van de werkgever onbesproken heeft gelaten.