6 augustus 2003 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AN7508 Zaaknr: 02/03361
In een procedure voor Hof Amsterdam was in geschil of een Nederlandse BV, die een aantal jaren een vaste inrichting in Zwitserland heeft gehad, recht had op aftrek elders belast omdat de winsten van de vaste inrichting in het verleden niet volledig tot aftrek hebben geleid. De BV had de vaste inrichting in de jaren 1990 tot en met 1992. De winst van de vaste inrichting was in die jaren hoger dan de belaste winst van de BV. De winsten van de vaste inrichting, die niet tot aftrek elders belast hebben geleid, zijn gestald. In de jaren na 1992 behaalde de BV geen belastbare winsten. In 1998 behaalde de BV een winst van ƒ6,7 miljoen. Bij de aangifte vennootschapsbelasting 1998 deed de BV een beroep op aftrek elders belast vanwege die gestalde winsten. Het totaal van de gestalde winsten bedroeg ƒ 8 miljoen. De inspecteur weigerde die aftrek omdat naar zijn mening de anti-misbruikbepaling van het Besluit Voorkoming Dubbele Belasting (BVDB) moest worden toegepast. In een resolutie heeft de staatssecretaris van Financien goedgekeurd, dat de berekening van de aftrek elders belast kan plaatsvinden op de manier als in het BVDB is beschreven. De inspecteur was van mening, dat door die goedkeuring het hele BVDB moest worden toegepast, ondanks dat het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing met Zwitserland niet naar het BVDB verwijst. Hof Amsterdam was het niet eens met de inspecteur. In de resolutie van de staatssecretaris wordt alleen de berekeningswijze overgenomen. Het verdrag blijft door de goedkeuring van kracht. De BV had recht op aftrek elders belast, waardoor de aanslag werd verminderd tot nihil.