AOW-compensatie in overbruggingspensioen mag afwijken van tijdsevenredige AOW-inbouw in ouderdomspen

13 oktober 2005 | Overig | jurisprudentie | LJN: AU4624, 05/221

Volgens de rechtbank in Leeuwarden mag de in een tijdelijk overbruggingspensioen begrepen AOW-compensatie afwijken van de tijdsevenredige AOW-uitkering zoals deze in aanmerking wordt genomen bij de opbouw van het ouderdomspensioen. De procedure had betrekking op de pensioentoezegging die een BV aan haar DGA had gedaan. De BV wilde het volledige bedrag van de AOW-uitkering voor een ongehuwde inbouwen in het overbruggingspensioen. De belastingdienst was van mening, dat ook in het overbruggingspensioen van een tijdsevenredige inbouw van de AOW-uitkering moest worden uitgegaan. Volgens de rechtbank houdt het overbruggingspensioen een tijdelijke ophoging van het ouderdomspensioen in om te voorkomen dat het totale netto pensioen tot aan de 65-jarige leeftijd lager is dan daarna. De grondslag van het bedrag van de AOW-inbouw in het overbruggingspensioen mag niet afwijken van de grondslag van de AOW-inbouw in het ouderdomspensioen. Dat heeft echter niet tot gevolg dat de AOW-compensatie in het overbruggingspensioen moet worden beperkt tot het tijdsevenredig ingebouwde deel van de AOW-uitkering in het ouderdomspensioen. Het volledige bedrag van de ingebouwde AOW-uitkering mag worden opgenomen in het overbruggingspensioen als dit in minimaal 10 jaar direct voorafgaand aan de pensioeningangsdatum wordt opgebouwd. In dit geval was de opbouwperiode 9,17 dienstjaren. Daarom mocht in het overbruggingspensioen worden uitgegaan bij een opbouw van 10% per dienstjaar van een AOW-compensatie van 91,7% van de AOW-uitkering voor een ongehuwde.