14 december 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAI0669, 37748
De Wet op de Omzetbelasting bevat een bijzondere bepaling die tot gevolg heeft dat een ondernemer die op een factuur een bedrag aan omzetbelasting vermeldt die hij niet verschuldigd is, die belasting toch aan de belastingdienst moet afdragen. Deze bepaling is gebaseerd op de Zesde EG-richtlijn. Uit een arrest van het Hof van Justitie EG uit 2003 volgt dat deze bepaling niet in alle gevallen waarin bij vergissing omzetbelasting is vermeld op een factuur moet worden toegepast. Bepalend is of de factuur waarop omzetbelasting per abuis is vermeld, voor het overige enige betekenis heeft binnen het stelsel van heffing van belasting over de toegevoegde waarde. Het is ondernemers wettelijk verboden om aan anderen dan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen goederen en diensten aan te bieden tegen prijzen exclusief omzetbelasting. Verder zijn ondernemers niet verplicht aan particulieren facturen uit te reiken of daarop een bedrag aan omzetbelasting te vermelden. In het stelsel van heffing van belasting over de toegevoegde waarde is voor de particulier-eindverbruiker geen actieve rol weggelegd die voor de staat kan leiden tot een verlies aan belastinginkomsten. Daarop baseerde de Hoge Raad zijn oordeel dat de vermelding van omzetbelasting op een aan een particulier uitgereikte factuur plaatsvindt buiten het systeem van de omzetbelasting. De abusievelijke vermelding van omzetbelasting op een factuur aan een particulier heeft niet tot gevolg dat de ondernemer op grond van de bijzondere wetsbepaling deze omzetbelasting moet afdragen.