Baatbelasting verbindend of niet?

8 augustus 2002 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBD9487, 43202

Volgens Hof Den Bosch maakte de gemeente Geleen onvoldoende duidelijk in hoeverre de gemaakte kosten voor een bepaald plan betrekking hadden op achterstallig onderhoud en in hoeverre op het aanbrengen van nieuwe voorzieningen. Alleen voor de laatste kosten mag een bijdrage gevraagd worden door het opleggen van een baatbelasting. De totale kosten van de herinrichting van het centrum bedroegen na aftrek van ƒ 3 miljoen subsidie bijna ƒ 21 miljoen, waarvan ƒ 4,7 miljoen werd verhaald via de baatbelasting. De gemeente had als bijlage bij de gedingstukken een uitgewerkte raming gegeven van de kosten van een "sobere herinrichting" van het centrum, bestaande uit vernieuwing op basis van de oorspronkelijke kwaliteit. Volgens de gemeente gaat een sobere herinrichting veel verder dan onderhoud. Dat houdt in dat de kostenraming op een hoger bedrag dan de kosten van onderhoud uitkomt, aldus de Hoge Raad. Ook na aftrek van het voor een sobere herinrichting geraamde bedrag overstegen de kosten van verbetering de via de baatbelasting verhaalde kosten. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof de opgelegde aanslag baatbelasting ten onrechte vernietigd.