Beëindiging dienstbetrekking met wederzijds goedvinden

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNAZ5337, 289691/06-1519

Werkgever en werknemer kunnen de dienstbetrekking van de werknemer met wederzijds goedvinden beëindigen, ongeacht geldende opzegtermijnen of opzegverboden. Volgens de heersende leer in de rechtspraak mag niet te snel worden aangenomen dat een werknemer zijn medewerking heeft verleend aan beëindiging van de dienstbetrekking. Er moet een ondubbelzinnige wilsuiting van de werknemer zijn die is gericht op beëindiging van de dienstbetrekking. De werknemer kan zelfs, mits de werkgever daardoor niet in een nadeliger positie komt te verkeren, binnen een redelijke termijn op een eerder besluit tot beëindiging terugkomen. Op die mogelijkheid deed de werknemer in een procedure voor de kantonrechter geen beroep. Werkgever en werknemer waren het niet eens over de vraag of zij tot beëindiging met wederzijds goedvinden waren gekomen. De kantonrechter was van oordeel dat de werkgever was geslaagd in het bewijs daarvan. De werkgever had in een brief aan de werknemer aangegeven dat partijen hadden besloten uit elkaar te gaan en de daarbij gemaakte afspraken bevestigd. De werknemer betwistte dat besluit in zijn reactie op die brief niet. Daarnaast had de werknemer een e-mail gestuurd aan zijn collega’s, waarin hij zijn vertrek bij de werkgever aankondigde. Volgens de kantonrechter had de werknemer een weloverwogen beslissing genomen. Wel stelde de kantonrechter de werknemer nog in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren.