Begrip afvalstof voor toepassing afvalstoffenbelasting

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AV2292, 39690

In een procedure over een aan een afvalverwerkende inrichting opgelegde naheffingsaanslag afvalstoffenbelasting was aan de orde of bepaalde stoffen die door de inrichting waren ontvangen afvalstoffen waren of niet. Kenmerk van afvalstoffen is dat de houder zich daarvan wil of moet ontdoen, ongeacht of deze stoffen nog waarde of toepassingsmogelijkheden hebben. Stoffen waarvoor de inrichting een positieve prijs heeft betaald zijn geen afvalstoffen. Hof Leeuwarden was van oordeel dat er geen sprake was van betaling van een positieve prijs wanneer de afvalinrichting achteraf het in rekening gebrachte storttarief crediteert en een vergoeding betaalt aan degene die de afvalstoffen heeft gestort. Dat oordeel bleef, als oordeel van feitelijke aard, in cassatie in stand. Het Hof verwierp het beroep op het zogenaamde positieve prijsbeginsel echter ongemotiveerd voor zover het ging om stoffen waarvan niet was vastgesteld dat de betaalde prijs achteraf in rekening gebracht was. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Arnhem.