5 december 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJNBC4179, 06/00455
Belangen die vennootschappen hebben in andere vennootschappen kunnen onder de deelnemingsvrijstelling vallen. Dat heeft tot gevolg dat winstuitkeringen en waardestijgingen onbelast zijn met als keerzijde dat een waardedaling niet aftrekbaar is. Is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing dan zijn winst en waardestijging belast maar is een waardedaling aftrekbaar. De deelnemingsvrijstelling is alleen van toepassing op belangen in vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal. Met een beroep op die omschrijving zou een belang in een Bermudese limited partnership (LP) niet onder de deelnemingsvrijstelling vallen omdat dit partnership geen aandelenvennootschap was, maar een fiscaal transparant belang in een commanditaire vennootschap. Het Bermudese recht inzake limited partnerships komt overeen met het in Nederland geldende regime voor commanditaire vennootschappen. Volgens Hof Amsterdam was voor toetreding en vervanging binnen de LP niet de toestemming van alle partners vereist. Gezien de overeenkomsten tussen de rechtstelsels merkte het Hof de LP aan als een open commanditaire vennootschap. Een open commanditaire vennootschap wordt gezien als een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. Vervolgens moest de vraag beantwoord worden of een aandelenbezit van 2,1767% in de LP een deelneming vormt in de zin van de wet op de vennootschapsbelasting. Er is sprake van een deelneming als het aandelenbezit meer is dan een belegging in een willekeurige vennootschap. Het Hof vond voldoende aannemelijk dat de reden voor de participatie was gelegen in de mogelijkheid om bedrijfsmatig betrokken te zijn bij de belangen van de LP in andere bedrijven. De vennootschap had een aantal opdrachten aan de participatie overgehouden. Op grond daarvan concludeerde het Hof dat de participatie een deelneming vormde.