14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNAZ8736, 05/00007
De uitkering van pensioenen die een inwoner van een land ontvangt uit een ander land is op grond van tussen deze landen gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing in het algemeen belast in de woonstaat. Voor pensioenen uit overheidsdienst is dit anders: deze mogen meestal in de vroegere werkstaat worden belast. Het pensioen van mensen die in Nederland bij een publiekrechtelijke rechtspersoon als universiteiten in dienst zijn is ondergebracht bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Dat fonds is per 1 januari 1996 geprivatiseerd. De privatisering heeft echter geen invloed op het karakter van de uitbetaalde pensioenen. Een inwoner van Duitsland die een ABP-pensioen ontving, meende dat op grond van de tekst van het verdrag met Duitsland Nederland geen belasting mocht heffen over zijn pensioen. In Duitsland had hij belasting betaald over het pensioen. Hof Den Bosch deelde deze opvatting niet. Het Hof verwees naar een arrest van de Hoge Raad uit 1994. De Hoge Raad overwoog in dat arrest in een vergelijkbare casus dat niet bepalend is door wie het pensioen wordt uitbetaald maar bij wie het pensioen is opgebouwd. De belanghebbende in de procedure voor het Hof meende dat de duidelijke tekst van een bepaling uit het verdrag met Duitsland niet door de strekking van deze bepaling aan de kant kan worden gezet. Het Hof erkende dat er in de Nederlandse literatuur en jurisprudentie na 1994 steun te vinden is voor deze stelling, maar het Hof meende dat het niet aan hem was om een afwijkende beslissing te nemen.