Beoordeling zakelijkheid huur bij toepassing terbeschikkingstellingsregeling

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AW2329, AWB 05/3005

De verhuur van vermogensbestanddelen door een DGA aan zijn BV wordt belast als resultaat uit werkzaamheid in box 1 en niet in box 3. Voor de vaststelling van dergelijke inkomsten gelden de regels voor de bepaling van winst uit onderneming. Dat betekent dat zakelijk moet worden gehandeld. Als dit niet gebeurt mag de belastingdienst de vergoeding op een zakelijk niveau vaststellen. Met een beroep op deze bepalingen corrigeerde de belastingdienst het door een DGA aangegeven inkomen uit de verhuur van panden aan zijn BV. Volgens de rechtbank Arnhem is het echter niet zo dat door de invoering van de Wet IB 2001 in 2001 mag worden getoetst of zakelijk wordt gehandeld. Ook onder de Wet IB 1964 werd de verhuur aan de eigen BV objectief benaderd. Voor de beoordeling van de zakelijkheid moet niet alleen worden gekeken naar 2001 maar ook naar het moment van het aangaan van de huurovereenkomst. De overeengekomen indexering van de huurprijs had niet plaatsgevonden. Verder was het ongebruikelijk en dus onzakelijk om in de huurovereenkomst geen clausule op te nemen om de huurprijs na afloop van de huurperiode van vijf jaar aan te kunnen passen wanneer de geïndexeerde huurprijs niet marktconform zou zijn. Een jaarlijkse indexering op basis van prijsindexcijfers voor de gezinsconsumptie biedt onvoldoende waarborg voor een marktconforme huur van bedrijfsonroerend goed. Verder vond de rechtbank het onzakelijk dat voor een sinds 1998 aan de BV verhuurde opslaghal geen huurovereenkomst was opgemaakt. De rechtbank kwam op deze gronden tot het oordeel dat de belastingdienst de aangegeven huur terecht had gecorrigeerd tot de economische huurwaarde.