Berekening annuïteit bij omzetting eenmalige in jaarlijkse heffing

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AW1640, 40300

De gemeente Gennep kende een bouwgrondbelasting, die betrekking had op een zeker bestemmingsplan. De belasting bestond uit een heffing ineens van onroerende zaken die door het aanbrengen van openbare nutsvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsplan (beter) geschikt voor bebouwing werden of daardoor in een voordeliger positie waren gekomen. Op verzoek van de belastingplichtige werd de belasting geheven in 10 jaarlijkse termijnen. De belasting werd dan berekend in de vorm van een annuïteit. Volgens de Hoge Raad verhinderde de goedkeuring van de betreffende belastingverordening in 1988 niet dat er bij wijze van fictie van werd uitgegaan dat voor het eerst op 1 januari 1986 materieel belasting verschuldigd is geworden en vervolgens op 1 januari 1987. De tijdstippen waarop de aanslagen zijn opgelegd zijn voor de berekening van de annuïteit niet relevant. Een aanslag voor een bepaald belastingjaar mag niet worden opgelegd vóór de aanvang van dat jaar.