14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU9516, 40973
Nadat iemands beroepschrift door het Hof aanvankelijk wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk was verklaard tekende de belanghebbende verzet aan tegen de uitspraak van het Hof. Het Hof vond het verzet gegrond. De staatssecretaris van Financiƫn ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof op het verzet. De termijn voor het instellen van beroep eindigde op 24 december 2002. Het beroepschrift was pas op 16 januari 2003 door het Hof ontvangen, nadat de belanghebbende het beroepschrift op 3 januari 2003 aan de balie van de Belastingdienst had ingeleverd. Volgens de Hoge Raad ontbrak een concreet aanknopingspunt voor het oordeel van het Hof dat het beroepschrift binnen de termijn per post was verzonden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof.