14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2004/1454M
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit uitgevaardigd over de fietsregeling. Per 1 januari 2004 is in die regeling een en ander gewijzigd. De fietsregeling houdt in dat een werkgever aan een werknemer voor het woon-werkverkeer een fiets kan vergoeden, in eigendom verstrekken of ter beschikking stellen. De werknemer moet op meer dan de helft van het aantal dagen dat hij naar zijn werk gaat gebruik maken van de fiets. Als de werkgever een vergoeding van maximaal € 749 geeft moet € 68 bij het loon van de werknemer worden geteld. Bij een hogere vergoeding moet ook het verschil tussen de vergoeding en € 749 bij het loon worden geteld. De maximale onbelaste vergoeding bedraagt dus € 681 (€ 749 minus € 68);De werkgever kan een fiets geven aan de werknemer. Als de een waarde van de fiets niet meer is dan € 749 moet € 68 als loon worden aangegeven. Als de fiets duurder is moet ook het verschil tussen de waarde en € 749 bij het loon worden geteld.De werkgever kan aan de werknemer een fiets ter beschikking stellen. De werknemer heeft dan een gebruiksrecht van de fiets die eigendom is van de werkgever. Bij een fiets met een catalogusprijs van maximaal € 749 vindt geen bijtelling bij het loon van de werknemer plaats.Is de prijs van de fiets hoger, dan is de fietsregeling niet van toepassing. Dan moet de werknemer de waarde van het privé-gebruik van de fiets als loon in natura bijtellen. Deze waarde mag op jaarbasis op 10% van de catalogusprijs van de fiets worden gesteld. Fietsen met een voor de werkgever geldende kostprijs van € 450 of minder kunnen ineens ten laste van de winst worden gebracht. Voor fietsen waarvan de kostprijs hoger is dan € 450 geldt een afschrijvingstermijn van drie jaar. Voor een niet BTW-plichtige werkgever is dit bedrag inclusief BTW, voor een BTW-plichtige werkgever is dit bedrag exclusief BTW.Een BTW-plichtige werkgever kan de BTW op de fiets in aftrek brengen als is voldaan aan de voorwaarden van het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting (BUA). Dat besluit is nog niet aangepast aan de in de loonbelasting opgenomen nieuwe tijdvakaanduiding voor de fietsregeling. Vooruitlopend op die aanpassing keurt de staatssecretaris goed dat met ingang van 1 januari 2004 bij de toepassing van het BUA in plaats van “drie voorafgaande jaren” wordt gelezen: “het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren” en in plaats van “drie jaren op jaarbasis” wordt gelezen: “tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee daarop volgende kalenderjaren”.Volgens de staatssecretaris mag aan een werknemer, aan wie een fiets ter beschikking is gesteld, voor de per fiets afgelegde reisafstand geen belastingvrije vergoeding worden gegeven omdat er sprake is van vervoer vanwege de werkgever. Wel kan een vergoeding van € 0,18 per kilometer worden gegeven als de werknemer geen gebruik maakt van de fiets en de werkgever niet in ander vervoer voorziet. Als de fiets is vergoed of verstrekt mag wel een belastingvrije vergoeding van € 0,18 per kilometer worden gegeven, behalve als de werkgever voorziet in ander vervoer, bijvoorbeeld door verstrekking van een NS- of OV-kaart. Fietsen, die een werkgever aanschaft om ze ter beschikking te stellen aan werknemers komen volgens de staatssecretaris niet in aanmerking voor investeringsaftrek. Bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden kwalificeren niet voor investeringsaftrek. De aangeschafte fietsen worden ter beschikking gesteld aan werknemers, die volgens de staatssecretaris als derden zijn te kwalificeren.