14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2004/1901M
De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit zijn opvatting gegeven over de fiscale behandeling van een calloptie, die een DGA voor 1 januari 2001 heeft verleend aan zijn BV op het door hem aan de BV verhuurde bedrijfspand. De verhuur van dat pand valt sinds 1 januari 2001 onder de terbeschikkingstellingsregeling. De optieverplichting valt daar ook onder omdat deze zeer nauw met de ter beschikking gestelde onroerende zaak is verbonden. De premie was in het jaar van ontvangst niet belast. De staatssecretaris herstelt dat op de volgende wijze. De optieverplichting moet op de openingsbalans per 1 januari 2001 op het bedrag van de ontvangen premie worden gesteld. De boekwaarde van de optieverplichting blijft bij een waardestijging van de onroerende zaak ongewijzigd omdat de verplichting geheel is gedekt. Bij uitoefening van de optie valt de verplichting vrij en waardoor alsnog belastingheffing over de destijds ontvangen premie plaatsvindt. Bij tussentijdse afkoop van het optierecht valt de verplichting eveneens vrij. De betaalde vergoeding komt dan in mindering op het resultaat.