Besluit over omzetbelasting en vaste inrichting

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | DGB2003/6237M

In een besluit gaat de staatssecretaris van Financien in op de gevolgen voor de omzetbelasting van het bestaan van een vaste inrichting van een buitenlandse ondernemer. Onder een vaste inrichting wordt verstaan een met zekere duurzaamheid geëxploiteerde bedrijfsinrichting van die buitenlandse ondernemer, vanuit welke inrichting leveringen van goederen en/of diensten jegens derden plegen te worden verricht. Van belang is of de bedrijfsinrichting haar activiteiten ontplooit alsof zij een zelfstandige ondernemer in de zin van de omzetbelasting is. Onder omstandigheden kan ook een dochtermaatschappij van een in het buitenland gevestigde moedermaatschappij als vaste inrichting van die moedermaatschappij worden aangemerkt. Daarbij staat het uitgangspunt dat bij juridisch zelfstandige lichamen voor de heffing van omzetbelasting moet worden uitgegaan van een afzonderlijke ondernemer, niet in de weg aan de vaststelling dat sprake is van een vaste inrichting.