14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR2310; 38468
De directeur van een woningbouwvereniging stelde beroep in tegen de uitspraak van de gemeente op het bezwaarschrift tegen een aantal WOZ-beschikkingen. De directeur bleek niet bevoegd om beroep in te stellen. Volgens de gemeente diende dat tot niet-ontvankelijkverklaring van de woningbouwvereniging te leiden. Het gerechtshof deelde die opvatting niet, omdat de huidige directeur, die wel de bevoegdheid bezat om beroep in te stellen, met het beroep instemde. In cassatie heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Hof bevestigd. Een door een onbevoegde vertegenwoordiger verrichte handeling kan later worden bekrachtigd door een vertegenwoordiger die pas na het tijdstip van die handeling bevoegd is geworden. De andersluidende opvatting van de gemeente is onjuist. Het arrest is van belang voor alle bestuurders van rechtspersonen. Zij kunnen achteraf een onbevoegdheid opheffen door in te stemmen met de verrichte handeling.