14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT6631, 04/02923
Twee waterschappen besloten om met betrekking tot de heffing van de ingezetenenomslag, voorzover het betrof ingezetenen wier woning in het beheergebied lag van beide waterschappen, dat de heffingsambtenaar van één van de waterschappen bevoegd was. Dat besluit werd in december 2003 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003 genomen. Op basis daarvan oordeelde Hof Amsterdam dat de betreffende heffingambtenaar bij het opleggen van de aanslag op 28 februari 2003 (nog) niet bevoegd was om de aanslag op te leggen. Het besluit waaraan hij zijn bevoegdheid ontleende moest op dat moment nog genomen worden. Het is niet mogelijk om met terugwerkende kracht een onbevoegd vastgestelde aanslag om te zetten in een rechtsgeldig opgelegde aanslag.De heffingsambtenaar beriep zich nog op een besluit van de rechtsvoorganger van het andere waterschap. Dat waterschap was per 1 januari 2003 ontstaan als gevolg van een fusie waarbij de oude waterschappen werden opgeheven. Volgens het Hof ontstond voor het nieuwe waterschap op 1 januari 2003 een zelfstandige heffingsbevoegdheid en was voor de overdracht van een of meer van zijn bevoegdheden een eigen besluit nodig. Het Hof vernietigde de opgelegde aanslag 2003.