Bewijslast aanwending financiering voor eigen woning

17 oktober 2006 | Overig | jurisprudentie | LJNBB3995, AWB 06/685

De hypotheekrente die wordt betaald voor de financiering van de eigen woning is voor veel mensen een belangrijke aftrekpost. De rente is echter alleen aftrekbaar als de financiering is gebruikt voor aanschaf, onderhoud of verbetering van de eigen woning. Heeft een financiering met de woning als onderpand een andere bestemming dan is de rente niet aftrekbaar. De woningeigenaar die een beroep doet op de aftrekbaarheid van hypotheekrente moet aan de hand van schriftelijke stukken kunnen laten zien dat het geleende geld is gebruikt voor aankoop, de verbetering of het onderhoud van de eigen woning. Dat geldt niet alleen bij de oorspronkelijke financiering, maar ook bij latere aanvullende financieringen. Iemand die zijn financiering met een bedrag van € 22.689 (ƒ 50.000) verhoogde in het jaar 2001 had geen schriftelijk bewijs van de besteding van dit geld aan zijn eigen woning. De belastingdienst accepteerde daarom de aftrek van rente over de verhoging van de schuld niet. De rechtbank Leeuwarden vond dat terecht. Van belang is dat de rechtbank oordeelde dat het feit dat de belastingdienst eerdere hypotheekverhogingen zonder vragen te stellen had geaccepteerd niet betekende dat de belastingdienst bewust een standpunt had ingenomen waarop de woningeigenaar zich kon beroepen. Onder verwijzing naar een door de toenmalige staatssecretaris van Financiën gedane toezegging over het karakter van op 31 december 2000 bestaande hypothecaire geldleningen, die onder de werking van de Wet IB 1964 door de belastingdienst zijn geaccepteerd, was zonder nader bewijs de aftrek beperkt tot de rente over een bedrag van € 158.823 (ƒ 350.000).