14 maart 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBA0588, 06/233
Volgens de oude regeling van de BPM werd de BPM op taxi’s terug gegeven in drie gelijke jaarlijkse termijnen. Voor teruggaaf moest worden aangetoond dat de auto in de voorafgaande periode van een jaar geheel of nagenoeg geheel werd gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer. De verzoeker moest het gebruik als taxi bewijzen. Wanneer het taxibedrijf niet aan zijn administratieverplichting voldoet heeft dat geen gevolg voor de bewijslastverdeling op dat punt. De bewijslast van die omstandigheden rustte al op het taxibedrijf. Verzwaring van de bewijslast is in een dergelijk geval niet aan de orde. Een administratie aan de hand van een geijkte taxameter is voor het bewijs van het gebruik als taxi aanvaardbaar indien de verreden en op de rittenkaarten genoteerde kilometers aansluiten op de stand van de in de auto aanwezige kilometerteller en deze kilometertellerstand objectief controleerbaar is door aansluiting op door derden vastgelegde kilometertellerstanden. Verschillen in kilometerstanden moeten verklaard worden. Als dat niet mogelijk is heeft dat tot gevolg dat de gevraagde teruggaaf niet wordt verleend omdat het bewijs voor het gebruik als taxi niet is geleverd.