14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAZ5555, 42448
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken, te rekenen vanaf de dagtekening van de beschikking waartegen bezwaar wordt gemaakt. Wanneer een bezwaarschrift na het verstrijken van de termijn binnenkomt bij de instantie die de beschikking heeft gegeven kan het toch nog tijdig zijn. Daarvoor is vereist dat het bezwaarschrift binnen de termijn van zes weken is gepost en binnen een week na het verstrijken van de termijn is ontvangen. Het Voorschrift Algemene Wet Bestuursrecht 1997 bevat een bepaling voor deze situatie. Daaruit blijkt dat wordt verondersteld dat een bezwaarschrift dat binnen zeven weken na de dagtekening van de beschikking is ontvangen, tijdig is gepost, tenzij blijkt dat de termijn is overschreden. Een voorbeeld daarvan is een bezwaarschrift dat is gedagtekend buiten de termijn. Onder verwijzing naar deze bepaling heeft de Hoge Raad een uitspraak van Hof Amsterdam vernietigd. Het Hof had een beroep tegen een niet-ontvankelijkverklaring afgewezen omdat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij het bezwaarschrift tijdig had gepost. Daarmee had de inspecteur het bezwaarschrift naar het oordeel van het Hof terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De inspecteur moet nu met feiten komen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het bezwaarschrift buiten de termijn ter post is bezorgd.