14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAU8553, 41566
Wanneer een belastingplichtige een aftrekpost claimt, die door de inspecteur niet zonder meer geaccepteerd wordt, zal de bewijslast voor het bestaan van de aftrekpost in de regel bij de belastingplichtige liggen. De inspecteur hoeft dus niet het tegendeel te bewijzen. Op grond van deze bewijslastverdeling wees de Hoge Raad het beroep in cassatie af van een belastingplichtige die het niet eens was met het oordeel van Hof Amsterdam dat hij moest bewijzen dat de door hem gekochte woning in Italiƫ geen eigen woning maar een beleggingsobject was. Volgens de Hoge Raad lag het belang van de kwalificatie van de woning bij de mogelijkheid tot aftrek van kosten, lasten en afschrijvingen. Het standpunt van de belastingplichtige zou een aftrekmogelijkheid tot gevolg hebben. De bewijslastverdeling die het Hof had toegepast was daarom redelijk.