15 december 2006 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAZ4416, 41882
De Belastingdienst mag geen verzuimboete opleggen wanneer een belastingplichtige te laat is met het doen van aangifte als er niet eerst een aanmaning om aangifte te doen is verstuurd naar de belastingplichtige. Dat geldt ook voor het geval de belastingplichtige de aanmaning niet heeft ontvangen, tenzij dat het gevolg is van aan de belastingplichtige toe te rekenen omstandigheden. Het is het aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat de belastingplichtige de aanmaning heeft ontvangen. In eerste instantie kan hij volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres, tenzij de ontvangst op grond van wat de belastingplichtige aanvoert moet worden betwijfeld. Slaagt de belastingplichtige erin het vermoeden van een correcte ontvangst te ontzenuwen, dan moet de inspecteur nader bewijs leveren. Wanneer ondanks bewijs van verzending niet aannemelijk is dat de belastingplichtige de aanmaning heeft ontvangen, dan ligt het op de weg van de inspecteur om aannemelijk te maken dat dit het gevolg is van aan de belastingplichtige toe te rekenen omstandigheden.